Doelen en prestaties

Verkoopplannen

Binnen het Niet-kernbezit zullen de komende jaren gebouwen verkocht gaan worden. De gebouwen welke zijn aangemerkt als strategisch vastgoed hebben echter geen financiële invloed op de vastgoedbegroting gezien de verkoop hiervan plaats vindt binnen de grondexploitatie wat onder programma Herstructurering en Vastgoed valt. Van de 23 gebouwen aangemerkt als overig vastgoed zijn er 11 die verkocht zullen worden. Negen van de gebouwen zullen in 2024 en 2025 worden verkocht en de verkoop van de overige 2 gebouwen is nog niet gepland. Naar de toekomstplannen voor de twaalf resterende gebouwen wordt nog verder onderzoek gedaan.

Verduurzaming

De grootste opgave voor de verduurzaming van het gemeentelijke vastgoed ligt in de periode 2023 tot en met 2030. Om de doelstelling van 55% CO reductie in 2030 te realiseren is een investering van bruto €69,5 miljoen bruto nodig. Dat is netto €48,7 miljoen, omdat een deel van de investering gedekt kan worden uit het budget planmatig onderhoud en deels uit de energiebesparing door afspraken te maken met huurders. Ongeveer 70% van de bruto investering is dus onrendabel. In de portefeuillestrategie is aangegeven volgens welke financiële spelregels wij de verduurzaming willen realiseren. De feitelijke dekking voor de financiële consequenties gebeurt via afzonderlijke besluiten, zoals bijvoorbeeld de voorjaarsnota en de reguliere P&C cyclus. Van het onrendabele deel is een deel reeds gedekt; in de begroting 2024 is €6 miljoen eenmalig en €370.000 structureel beschikbaar. De resterende benodigde dekking bedraagt daarmee €36,8 miljoen; dat is structureel 2,55 miljoen. Per jaar is een investering van oplopend naar ruim €6 miljoen netto nodig, dat leidt tot een structurele kapitaallast van €2,55 miljoen in 2031. In het investeringsprogramma zijn de investeringen en de dekkingsbehoefte in meerjarig perspectief weergegeven. In het investeringsprogramma is een jaarlijks gemiddelde aangehouden. Aandachtspunt is het investeringsritme; wanneer het een logisch moment blijkt een groot pand al in de eerste jaren (bijvoorbeeld 2025) te verduurzamen, zal de investeringsbehoefte en dus de noodzakelijke financiële middelen naar voren schuiven. En vice versa. Dergelijke bijstellingen maken onderdeel uit van de portefeuillestrategie.

Implementatie kostprijs dekkende huur

In de kadernota vastgoed is vastgelegd dat de huren van het maatschappelijk vastgoed kostprijs dekkend worden. Voorheen werd een normhuur gehanteerd, bepaald vanuit het betreffende programma. De gebouwen waarvoor een KPDH (kostprijs dekkende huur) ingevoerd wordt betreft het kernbezit behalve de huisvesting van de gemeentelijk organisatie, onderwijshuisvesting en parkeergarages. In totaal blijven na aftrek hiervan 47 gebouwen over. De KPDH wordt zoveel mogelijk op logische momenten ingevoerd zoals bij het ingaan van een nieuwe huurtermijn. De afgelopen twee jaar is een begin gemaakt met het invoeren van de nieuwe huren. In figuur 6 is weergegeven bij hoeveel gebouwen de KPDH al is ingevoerd, bij hoeveel gebouwen dit in 2025 zal gebeuren en bij hoeveel gebouwen dit na 2025 nog ingevoerd dient te worden. Het doel is om eind 2025 16 gebouwen te hebben voorzien van een KPDH.

Status

Aantal panden

Ingevoerd

10

In 2025 in te voeren

6

Nog in te voeren

31

N.v.t.

63

Eindtotaal

110

Figuur 6 – Voortgang invoer KPDH

Onderhoudsniveau

In de kadernota vastgoed is vastgelegd dat onze gebouwen worden geïnspecteerd op basis van de NEN 2767-methodiek. Op basis van de inspectie wordt het Meer Jaren Onderhoudsplan (MJOP) opgesteld. Deze methodiek gaat uit van een conditiescore van 1 tot 6, waarbij 1 uitstekend is en 6 zeer slecht. Uitgangspunt voor het kernbezit is een minimale conditiescore van 3 voor ieder bouwelement. Op dit moment worden de conditiescores conform deze uniforme systematiek geactualiseerd met het doel om de effecten hiervan voor de MJOP’s in 2025 te beeld te kunnen brengen. Voor gebouwen die niet tot het kernbezit behoren, hanteren wij veiligheid, bruikbaarheid en waardebehoud als minimumniveau.